Op 13 december 1988 stond er een hele mooie advertentie in het
dorpskrantje van de woonplaats waar ik mijn jeugd had doorgebracht. Mijn ouders
hadden een verlovingsadvertentie geplaatst. Een verlovingsfeest is misschien
niet meer van deze tijd, maar toen was het feestje enorm handig. Wij kon
namelijk een lijst invullen met allerlei spullen die wij graag cadeau wilde
krijgen om zo mijn “uitzet” compleet te maken. Wellicht wordt deze term niet
meer gebruikt maar laten we het er ophouden dat het hier om het bij elkaar
schrapen van allerlei huishoudelijke artikelen ging.
Normaal is het zo dat je een relatief overzichtelijke tijd verloofd bent
en dat er dan op redelijke termijn plannen gemaakt worden om te gaan trouwen.
Maar zo zou het bij ons niet gaan. Net als de vraag of we al dan niet aan
kinderen zouden moeten beginnen, werd ook het nadenken over een trouwdatum niet
als allerhoogste prioriteit gezien. Mijn man en ik waren gelukkig met elkaar en
eigenlijk was het niet heel belangrijk voor ons om dat te gaan bezegelen met
een bruidsjurk, ringen en een duur feest. Zonder dat ik het openlijk toegaf aan
andere mensen, zag ik het ook niet zo zitten om mijzelf met mijn overgewicht in
een trouwjurk te wringen. De confrontatie alleen al met jezelf om in een bruidsboetiek
te staan en dan de conclusie te moeten maken dat geen enkele jurk zou passen. Daar
moest ik niet aandenken. Waarom zou ik dingen doen waarvan ik vooraf al wist
dat ik er verdrietig van zou worden. Mij niet gezien!
De gedachte daar aan maakte mij zelfs misselijk. De blikken van de
verkoopsters, ik kon ze zo voor de geest halen, zonder dat ik het echt had meegemaakt.
De dingen die ze over mij zouden denken. Nee, voor mijn gevoel zou het zeker
een soort horrorverhaal worden. Bovendien, had ik aan de andere kant van deze
negatieve gedachten de stille hoop dat ik misschien toch nog een keer flink zou
afvallen. Dan zou ik de mooiste jurk gaan kopen die ik maar kon betalen en zou
ik iedereen laten zien dat het mij toch gelukt was om dun te worden. Helaas,
deze droom kwam maar nooit uit.
Het was een mooie zaterdag morgen in mei 1995, toen ik met mijn man
samen in de badkamer was. Dat gezamenlijke badkamermoment kwam eigenlijk alleen
maar in het weekend voor. De andere dagen van de week werkten we allebei en
door de ploegendienst die ik draaide, zagen we elkaar niet iedere ochtend. Deze
zaterdagochtend zou een bijzondere ochtend worden.
Mijn man had net zijn haren met shampoo ingesmeerd en keek naar me terwijl
ik in de rotanstoel, die in de hoek van de badkamer stond, rustig wat voor me
uit zat te staren. Het was prachtig weer, het tuimeldakraam stond wagenwijd
open en ik hoorde de buren al gezellig kwebbelen in de tuin. Ik heb nooit
geweten dat stemmen zo ver konden dragen als ze door een geopend venster konden
glippen, maar sinds die dag weet ik beter.
Mijn man keek me aan, en zei in ene: “Zullen we dan maar?” Ik keek hem
aan en trok een vragend gezicht, en vroeg hem: “Zullen we dan maar watte?” Het
bleef even stil, gewoon om de kwestie lekker onduidelijk te houden. Ondertussen
draaiden de radertjes in mijn hersenen op volle toeren en probeerde ik te
achterhalen wat in godsnaam de bedoeling was. De gestelde vraag kan zoveel
betekenen. Dus nog een keer vroeg ik hem: “Wat, zullen we dan maar?” Het leek
wel of de stilte minutenlang duurde. Maar dat moet gewoon inbeelding geweest
zijn. “Zullen we dan maar gaan trouwen?”
klonk het toen uit de mond van mijn man.
Ik viel bij wijze van spreken bijna van mijn stoel van verbazing. Je
kunt eigenlijk wel zeggen dat het maar goed was dat er leuningen aan de stoel
zaten, anders was ik er zeker van afgevallen. “Trouwen?” Het kwam echt als een donderslag bij heldere
hemel. Ja natuurlijk wilde ik trouwen. Om het ritueel dan toch meer passie te
laten geven was mijn eis dat hij toch minimaal op zijn knieën zou gaan voor dit
huwelijksaanzoek.
Aangezien het hele gebeuren nogal luidruchtig verliep, hadden wij in de
tuin een welluisterend publiek gekregen. Mijn man wilde natuurlijk niet op zijn
knieën. Het was al heel wat dat hij mij gevraagd had om met hem te trouwen,
maar om dan ook nog met shampoo in je haar en een nat lijf op je knieën op de
harde tegelvloer te gaan, dat was toch wel een beetje veel van het goede. Maar
ik was meedogenloos, hij wilde trouwen, dus hij moest er ook wat voor doen.
Uiteindelijk na heel wat heen en weer gepraat over het op de knieën gaan en het
“nee ik wil niet op mijn knieën” , hoorde wij opeens uit de tuin van de buren:
“Ja en geef nou de zeep maar even door”. Daarna alleen maar gejoel over het
feit dat we zouden gaan trouwen, en ja mijn man ging door de knieën en op zijn
knieën. Ik was officieel gevraagd om met hem te gaan trouwen. De wonderen waren
de wereld nog niet uit.
Bij de koffie werden natuurlijk meteen plannen gesmeed. Een trouwjurk
hoefde niet. Onder het mom van “kost te duur”, ontsprong ik de dans. Gelukkig
ik hoef niet die lijdensweg van passen te ondergaan. Maar hoe wordt de
trouwerij dan wel? Uiteindelijk kwamen we tot de slotsom dat het een ingetogen trouwerij
moest worden. Geen toeters en bellen, dus ook geen groot feest. Klein feestje
is nooit weg, dus maakte ik plannen voor
een tuinfeest. Verder moest er een afspraak gemaakt worden om in ondertrouw te
gaan, en natuurlijk het allerbelangrijkste, wat wordt de trouwdatum. Het maakte ons eigenlijk niet zo heel veel uit
en we kozen voor 14 juli.
Bij het in ondertrouw gaan, werden ons heel veel vragen gesteld door de
ambtenaar van de burgerlijke stand. Of
wij via de hoofdingang het stadhuis in wilde komen, of wij klokgelui wilden, of
de vlag uit moest, of we in de grote zaal wilden, of we een toespraak wilde, of
we ringen uitwisselden, of we zelf nog iets wilden zeggen en ga zo maar door.
Op alle vragen kwam een eenduidig nee. We doen geen trouwkledij, we willen door
de zijingang, en door omstandigheden wordt het een dermate besloten ceremonie
dat er maar een kleine groep personen bij zou zijn. We zouden geen ringen
uitwisselen, en we wilde ook geen toespraak. De ambtenaar keek ons aan, en
vroeg toen gekscherend en ter bevestiging: “Maar jullie willen toch wel trouwen
he?” Daarop was ons antwoord: “Ja, natuurlijk”. De laatste vraag die zij ons dan nog wilde
stellen was of wij een trouwboekje wilde, waar met kaligrafie alle gegevens
beschreven werden. Waarop mijn man direct vroeg “Wat kost dat?” Wij moesten
samen enorm lachen, maar de ambtenaar bleef serieus en melde ons dat een
dergelijk document negentien gulden zou kosten. Waarop wij natuurlijk meteen
akkoord gaven. De ambtenaar moest toegeven dat ze het nogal een bijzondere
ondertrouw vond. Wij ook, en wij hadden er enorm veel plezier om. Heel
bijzonder en ook een gebeurtenis om niet te vergeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten