zondag 2 december 2012

Hoofdstuk 8: Doet hij het of doet hij het niet?


Op 13 december 1988 stond er een hele mooie advertentie in het dorpskrantje van de woonplaats waar ik mijn jeugd had doorgebracht. Mijn ouders hadden een verlovingsadvertentie geplaatst. Een verlovingsfeest is misschien niet meer van deze tijd, maar toen was het feestje enorm handig. Wij kon namelijk een lijst invullen met allerlei spullen die wij graag cadeau wilde krijgen om zo mijn “uitzet” compleet te maken. Wellicht wordt deze term niet meer gebruikt maar laten we het er ophouden dat het hier om het bij elkaar schrapen van allerlei huishoudelijke artikelen ging.

Normaal is het zo dat je een relatief overzichtelijke tijd verloofd bent en dat er dan op redelijke termijn plannen gemaakt worden om te gaan trouwen. Maar zo zou het bij ons niet gaan. Net als de vraag of we al dan niet aan kinderen zouden moeten beginnen, werd ook het nadenken over een trouwdatum niet als allerhoogste prioriteit gezien. Mijn man en ik waren gelukkig met elkaar en eigenlijk was het niet heel belangrijk voor ons om dat te gaan bezegelen met een bruidsjurk, ringen en een duur feest. Zonder dat ik het openlijk toegaf aan andere mensen, zag ik het ook niet zo zitten om mijzelf met mijn overgewicht in een trouwjurk te wringen. De confrontatie alleen al met jezelf om in een bruidsboetiek te staan en dan de conclusie te moeten maken dat geen enkele jurk zou passen. Daar moest ik niet aandenken. Waarom zou ik dingen doen waarvan ik vooraf al wist dat ik er verdrietig van zou worden. Mij niet gezien!

De gedachte daar aan maakte mij zelfs misselijk. De blikken van de verkoopsters, ik kon ze zo voor de geest halen, zonder dat ik het echt had meegemaakt. De dingen die ze over mij zouden denken. Nee, voor mijn gevoel zou het zeker een soort horrorverhaal worden. Bovendien, had ik aan de andere kant van deze negatieve gedachten de stille hoop dat ik misschien toch nog een keer flink zou afvallen. Dan zou ik de mooiste jurk gaan kopen die ik maar kon betalen en zou ik iedereen laten zien dat het mij toch gelukt was om dun te worden. Helaas, deze droom kwam maar nooit uit.

Het was een mooie zaterdag morgen in mei 1995, toen ik met mijn man samen in de badkamer was. Dat gezamenlijke badkamermoment kwam eigenlijk alleen maar in het weekend voor. De andere dagen van de week werkten we allebei en door de ploegendienst die ik draaide, zagen we elkaar niet iedere ochtend. Deze zaterdagochtend zou een bijzondere ochtend worden.

Mijn man had net zijn haren met shampoo ingesmeerd en keek naar me terwijl ik in de rotanstoel, die in de hoek van de badkamer stond, rustig wat voor me uit zat te staren. Het was prachtig weer, het tuimeldakraam stond wagenwijd open en ik hoorde de buren al gezellig kwebbelen in de tuin. Ik heb nooit geweten dat stemmen zo ver konden dragen als ze door een geopend venster konden glippen, maar sinds die dag weet ik beter.

Mijn man keek me aan, en zei in ene: “Zullen we dan maar?” Ik keek hem aan en trok een vragend gezicht, en vroeg hem: “Zullen we dan maar watte?” Het bleef even stil, gewoon om de kwestie lekker onduidelijk te houden. Ondertussen draaiden de radertjes in mijn hersenen op volle toeren en probeerde ik te achterhalen wat in godsnaam de bedoeling was. De gestelde vraag kan zoveel betekenen. Dus nog een keer vroeg ik hem: “Wat, zullen we dan maar?” Het leek wel of de stilte minutenlang duurde. Maar dat moet gewoon inbeelding geweest zijn.  “Zullen we dan maar gaan trouwen?” klonk het toen uit de mond van mijn man.

Ik viel bij wijze van spreken bijna van mijn stoel van verbazing. Je kunt eigenlijk wel zeggen dat het maar goed was dat er leuningen aan de stoel zaten, anders was ik er zeker van afgevallen. “Trouwen?”  Het kwam echt als een donderslag bij heldere hemel. Ja natuurlijk wilde ik trouwen. Om het ritueel dan toch meer passie te laten geven was mijn eis dat hij toch minimaal op zijn knieën zou gaan voor dit huwelijksaanzoek.

Aangezien het hele gebeuren nogal luidruchtig verliep, hadden wij in de tuin een welluisterend publiek gekregen. Mijn man wilde natuurlijk niet op zijn knieën. Het was al heel wat dat hij mij gevraagd had om met hem te trouwen, maar om dan ook nog met shampoo in je haar en een nat lijf op je knieën op de harde tegelvloer te gaan, dat was toch wel een beetje veel van het goede. Maar ik was meedogenloos, hij wilde trouwen, dus hij moest er ook wat voor doen. Uiteindelijk na heel wat heen en weer gepraat over het op de knieën gaan en het “nee ik wil niet op mijn knieën” , hoorde wij opeens uit de tuin van de buren: “Ja en geef nou de zeep maar even door”. Daarna alleen maar gejoel over het feit dat we zouden gaan trouwen, en ja mijn man ging door de knieën en op zijn knieën. Ik was officieel gevraagd om met hem te gaan trouwen. De wonderen waren de wereld nog niet uit.

Bij de koffie werden natuurlijk meteen plannen gesmeed. Een trouwjurk hoefde niet. Onder het mom van “kost te duur”, ontsprong ik de dans. Gelukkig ik hoef niet die lijdensweg van passen te ondergaan. Maar hoe wordt de trouwerij dan wel? Uiteindelijk kwamen we tot de slotsom dat het een ingetogen trouwerij moest worden. Geen toeters en bellen, dus ook geen groot feest. Klein feestje is nooit weg, dus  maakte ik plannen voor een tuinfeest. Verder moest er een afspraak gemaakt worden om in ondertrouw te gaan, en natuurlijk het allerbelangrijkste, wat wordt de trouwdatum.  Het maakte ons eigenlijk niet zo heel veel uit en we kozen voor 14 juli.

Bij het in ondertrouw gaan, werden ons heel veel vragen gesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand.  Of wij via de hoofdingang het stadhuis in wilde komen, of wij klokgelui wilden, of de vlag uit moest, of we in de grote zaal wilden, of we een toespraak wilde, of we ringen uitwisselden, of we zelf nog iets wilden zeggen en ga zo maar door. Op alle vragen kwam een eenduidig nee. We doen geen trouwkledij, we willen door de zijingang, en door omstandigheden wordt het een dermate besloten ceremonie dat er maar een kleine groep personen bij zou zijn. We zouden geen ringen uitwisselen, en we wilde ook geen toespraak. De ambtenaar keek ons aan, en vroeg toen gekscherend en ter bevestiging: “Maar jullie willen toch wel trouwen he?” Daarop was ons antwoord: “Ja, natuurlijk”.  De laatste vraag die zij ons dan nog wilde stellen was of wij een trouwboekje wilde, waar met kaligrafie alle gegevens beschreven werden. Waarop mijn man direct vroeg “Wat kost dat?” Wij moesten samen enorm lachen, maar de ambtenaar bleef serieus en melde ons dat een dergelijk document negentien gulden zou kosten. Waarop wij natuurlijk meteen akkoord gaven. De ambtenaar moest toegeven dat ze het nogal een bijzondere ondertrouw vond. Wij ook, en wij hadden er enorm veel plezier om. Heel bijzonder en ook een gebeurtenis om niet te vergeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten